07-06-2017

Over Fernando Pessoa (5)



‘Een lege straat is geen straat waar niemand loopt,’ vervolgt Pessoa zijn notitie, maar een straat waar zij die er lopen, lopen alsof ze leeg was.’ Zoals de toeristen nu gaan doen bij het naderen van de zigeunerin: hun blik wordt vaag, ze kijken weg, ergens naar waar ze een leegte vermoeden als een zichtbaar iets. Voor een moment maken ze de straat leeg, hun passen worden afgemeten, de blik afwerend. Ze kijken met stijve ogen de straat uit, naar de draden van de trams in de verte of naar de gietijzeren lift van Santa Justa, vlakbij, die zo-even een klas gillende schoolkinderen 32 meter boven het straatniveau heeft getild, en waarvan de bediende de ijzeren hekken weer sluit, terug naar een nieuwe levende vracht die hij aftelt in de aangeschoven rij. Maar dan zit ik al onder de koele bogen van het Café Martinho da Arcada, laat me een besuikerd schuimtaartje voorzetten en kijk uit over het plein waar de kleine trams – sommige rijden al sinds 1904 – als goudkleurige insecten voorbijschieten, hun strakke sprieten tegen de inktblauwe lucht, klapperend bij elke halteplaats als de nauwe deurtjes voor de duizendste keer die dag zich openen en sluiten, net als in de jaren twintig, dertig, toen Fernando Pessoa op weg naar huis peinzend, ‘als een schilderij in het donker’, zichzelf onderzocht in het raam naast hem.
Eenmaal thuis registreerde hij de indrukken die hij opsloeg in zijn bewustzijn om ze uiteindelijk in woorden om te zetten. ‘Al schrijvend word ik kalm, als iemand die wat beter ademt zonder dat de ziekte over is.’


 frb

Uit: Het perfecte licht, Uitgeverij Scorpio Eckelrade, 1999



Geen opmerkingen: